De dood van Jelle Hempenius

Dit is de geschiedenis van Jelle Hempenius, verzetsstrijder uit Bakkeveen, die door de Duitsers werd vermoord en die ligt begraven op het kerkhof in Bakkeveen.

Wie was Jelle Hempenius?

Jelle Hempenius, geboren op 10 april 1901 te Wartena, als zoon van de zeilmaker Harmen Hempenius en zijn vrouw Pietje Jelles Wagenaar, woonde met zijn vrouw Richtje de Vries, afkomstig uit Rottevalle, op de boerderij aan de Mjumsterwei, die de Bakkeveensters kennen als “De Scheperij”.
Jelle Hempenius en zijn vrouw kregen vijf kinderen: Harmen, Jochem, Pietje, Durkje, Jochem. Het gezin van Jelle Hempenius behoorde tot de Gereformeeerde kerk. Zijn schoondochter, die getrouwd was met zoon Harmen en nog in Bakkeveen woont, kende in de oorlogsjaren de familie Hempenius nog niet. Zij weet alleen dat er van hem werd gezegd: “Hy wie in bêste heit”.

Hoe en waarom werd Jelle Hempenius door de Duitsers geëxecuteerd?

Op 25 november 1944 reed een geladen vrachttrein van de NTM (Nederlandse Tramweg Maatschappij) van Drachten, richting Goningen. Door de algemene spoorwegstaking reden er vrijwel geen treinen meer. De goederentrein zal daarom mogelijk ook een Duitse bemanning hebben gehad en bracht dwangarbeiders naar stellingen van de Organisation Todt. Ter hoogte van waar nu in Marum de gedenksteen staat, had een verzetsgroep uit Drachten explosieven op de trambaan aangebracht. De opzet slaagde, de tram ontspoorde. De machinist raakte ernstig gewond, verder was er schade aan het materieel.
Op 8 december 1944 stapten bij de halte Marum, vlakbij café Marktzicht, vijf geboeide mannen uit de tram, zwaar onder schot gehouden door tien mannen van de Ordnungspolizei, allen Duitsers, onder leiding van Martin Schmidt. De mannen van de Ordnungspolizei werden geëscorteerd door een SD-commando, omdat men een bevrijdingsactie van de verzetsstrijders vreesde. Maar een actie van het verzet bleef uit.

De vijf mannen moesten in marstempo de trambaan oplopen tot de plaats, waar twee weken daarvoor de aanslag op de tram had plaatsgevonden. Toen de mannen de plaats hadden bereikt, werden ze op een rij gezet en door het excecutiepeleton van de Ordnungspolizei zonder pardon doodgeschoten. Ter afschrikking moesten de lichamen nog een aantal dagen blijven liggen.

In heel Marum werden vervolgens borden opgehangen met daarop de namen van de slachtoffers en de reden van hun dood. De vijf waren willekeurige gevangenen uit het huis van bewaring in Groningen. Zij moesten voor de aanslag boeten. Het waren: Ruurt Geert Torenbeek, 30 jaar, schoenmaker te Groningen; Jan Gerardus Jentzema, 26 jaar, marechaussee te Groningen; Jelle Hempenius43 jaar, boer te Bakkeveen; Albert van de Grijspaarde, 26 jaar, drukker te Groningen; Bernardus ter Horst, marechaussee te Groningen.

Het bovenstaande is ontleend aan het boek “Het Scholtenhuis 1940–1945, Deel 1: Daden”, van de hand van Monique Brinks, directeur van het Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen (OVCG).

De wapendropping

Tijdens de oorlog was Jelle Hempenius actief in het verzet bij Knokploeg KP II Groningen. En zo raakte hij betrokken bij de wapendropping in Bakkeveen.

“Vroeg of laat gaat het gebeuren”. Met die zin werd op de avond van 23 september 1944 een wapendropping aangekondigd voor de KP Groningen. Het terrein, waar de containers met wapens zouden worden afgeworpen lag in een heidegebied in de omgeving van Bakkeveen. In verspreide groepjes kwamen de jongens van de Groningse KP de volgende avond aan in Bakkeveen. De leiding van de KP had nog geen onderdak voor hen gevonden. Daarom werd in het bos overnacht. Na één nacht bij de boer in het hooi geslapen te hebben, vonden ze via Jelle Hempenius onderdak bij twee boerenfamilies in de omgeving van het afwerpterrein. Jelle Hempenius was een enorme steun en toeverlaat. Niets was hem teveel. Hij zorgde direct voor een veilig adres waar dagelijks berichten van radio Oranje konden worden beluisterd (bij de familie De Haan). Een koerierster Corrie zorgde voor contacten met enige verzetsvrienden in Groningen. In die periode was het in Groningen heel onveilig, er vonden veel arrestaties en huiszoekingen plaats. Eén KP-leider, nauw betrokken bij de wapendropping, kon bij een arrestatie nauwelijks ontkomen.
Het was de bedoeling dat binnen één of twee dagen het wachtwoord “Montgomery” zou worden uitgezonden, maar die boodschap kwam pas op de negende avond van het verblijf in Bakkeveen. De beide ploegleiders, die het bericht ontvangen hadden, fietsten naar de boerderijen om hun ploeggenoten te alarmeren. Al snel waren er twaalf mannen op het afwerpterrein aanwezig, waaronder Jelle Hempenius, zijn zeventienjarige zoon Harm en zijn knecht Geert Veninga. Seinlampen werden opgesteld en taken werden verdeeld. Om ongeveer twaalf uur naderde een vliegtuig dat met een grote boog om het afwerpterrein heen vloog. Kort daarop keerde het terug en naderde het op geringe hoogte met donderend lawaai. Het leek alsof de motoren werden afgezet. Na enig geruis van de parachutes ploften zware containers met een doffe dreun neer op het heideveld. Een onbeschrijfelijk moment voor de twaalf mannen. Tot hun schrik naderde even later weer een vliegtuig. Dat bleek er één van de Luftwaffe, die lichtkogels uitgooide. Afweergeschut dreunde in de verte.
Met man en macht werd het materiaal bij elkaar gesleept en begraven voor het licht werd. Bij het tellen ontbraken twee containers. Eén was neergekomen bij een café. De eigenaar daarvan werd de volgende dag gemaand daarover met niemand te spreken. Een andere was neergekomen bij een op twee kilometer afstand gelegen kwekerij. Bij onderzoek daar bleken Wehrmacht en Grüne Polizei al aanwezig te zijn. Er dreigde gevaar want de Duitsers zouden zeker verder zoeken in de omgeving. Na moeizaam overleg, via diverse stappen, werden de wapens met een vrachtwagen naar Groningen vervoerd. De rit verliep zonder problemen. De opslag in Groningen gaf meer problemen.

In dezelfde periode werd in Groningen bijna de gehele Orde Dienst (OD) en Landelijke Organisatie (LO-groep) opgerold. Daardoor is een deel van de wapens in handen van de Duitsers gevallen.

(Deze aantekeningen over de wapendropping bij Bakkeveen, zijn ontleend aan een verslag van  verzetsman A.A.J. Mulder, dat in het OVCG bewaard wordt).

De arrestatie van Jelle Hempenius

Blijkens aantekeningen op de registratiekaart van Jelle Hempenius bij OVCG zou zijn arrestatie het gevolg zijn van het verraad van een NSB-evacué. Deze evacué had samen met haar man in Ter Post gewoond, maar hun huis was opgeëist door de bezetter. Daarom kreeg ze in oktober 1944 een nieuw onderdak in het huis van verzetsman Pieter Roelfsema in Groningen. Dit huis stond leeg, omdat het gezin Roelfsema was ondergedoken uit vrees voor arrestatie.

Nadat ze een maand in dit huis gewoond had, ging de NSB-evacué naar het Scholtenhuis. Ze vroeg een gesprek met SD-ér Robert Lehnhoff. Hier was ze welkom, omdat ze als pro-Duits bekend stond. Tijdens dit gesprek vroeg ze of ze haar woning in Ter Post terug kon krijgen. ’s Nachts slopen er namelijk mensen om het huis van Pieter Roelfsema, waar ze momenteel woonde. Hier werd ze erg nerveus van. Ook had ze bezoek gehad van een koerierster van de Raad van Verzet uit Amsterdam. Deze had een brief voor de heer Roelfsema bij zich. Ze had de koerierster naar Roelfsema‘s kantoor gebracht. Nadat Lehnhof dit gehoord had, beval hij het huis en het kantoor van Roelfsema te bezetten. In de tuin van het kantoor werden verschillende papieren gevonden. Daarbij vonden ze een lijst van de Groninger KP. Als gevolg van de vondst van deze lijst, werd een groot aantal verzetsleden gearresteerd.

Roelfsema werd 8 november in Bakkeveen gearresteerd samen met Feiko Pieter Jan Camphuis, bij wie hij onderdak gezocht had. Feiko Camphuis was directeur van een steenkolenhandel en eigenaar van een boerderij en een groot stuk heideveld in het Mandeveld. Hij was ook wethouder en loco-burgemeester van Eelde. Roelfsema werd op 9 november door de SD in het Scholtenhuis vermoord. Camphuis werd op beschuldiging van hulp aan de wapendropping in Bakkeveen ook ter dood veroordeeld. Die straf werd later omgezet in deportatie naar concentratiekamp Neuengamme. Hij overleefde het verblijf in Neuengamme, maar nadat hij met andere gevangenen van Neuengamme was overgebracht naar Lübeck overleed hij daar op 27 april 1945.

De lijst en de jacht vanuit het Scholtenhuis op de mensen die hadden meegewerkt aan de dropping, leidde ook tot de arrestatie van Jelle Hempenius op 16 november 1944.
Zijn knecht Geert Veninga werd (waarschijnlijk in december 1944) “op de vlucht” doodgeschoten. Jelle Hempenius werd overgebracht naar het Huis van Bewaring in Groningen, waar hij gevangen heeft gezeten tot 8 december 1944, toen hij werd overgebracht naar Marum om te worden geëxecuteerd. Hij werd tijdelijk begraven op de hervormde begraafplaats in Marum. Op 21 juni 1945 werd hij in Bakkeveen herbegraven.

Henk Marinus

Bron: Tijdschrift van de Historische Vereniging Bakkeveen “ALD BAKKEFEAN”, voorjaar 2015

Gehele grafmonument
Detail
Monument bij voormalige trambaan te Marum
Detail
Schuiven naar boven