Hendrik Nicolaas Werkman…. en Bakkeveen

Hendrik Nicolaas Werkman was, in leven, een van de bekendste en achteraf bezien misschien wel het meest beroemde lid van de Groninger kunstenaarskring “De Ploeg”. Wie was deze man en wat heeft hij met Bakkeveen te maken?

Werkman werd geboren op 29 april 1882 te Leens in het gezin van een dierenarts. Zijn vader stierf  in 1891, waarna de familie verhuisde naar Assen en spoedig daarna naar Groningen. Op zeer jonge leeftijd, in 1896, ziet Werkman een tentoonstelling van Vincent van Gogh, die toen nog maar 6 jaar geleden was overleden. Zijn schilderijen maakten grote indruk op hem.

Na enkele jaren HBS komt hij in de leer bij een drukkerij en in 1903 wordt hij journalist, tot 1907. Als jongen al wordt hij gegrepen door de krant, hoe die in elkaar steekt, de opmaak en verschillende lettertypes. Thuis maakt hij eindeloos collages van kranten.

Deze combinatie, het schrijven, het goochelen met lettertypes en andere benodigdheden uit de drukkerij, heeft hij zijn hele leven beoefend. Het schrijven beoefende hij vooral in brieven, maar ook in klankdichten en in zijn experimenteel tijdschrift “The Next Call”, terwijl hij het drukken tot een ware kunst verhief.

In 1908 begint hij een nieuwe grote drukkerij, welke in 1921, in de crisistijd na WO I, wordt geliquideerd. Hij ervaart deze liquidatie als een bevrijding en begint een kleine drukkerij in een pakhuis aan het Lage der Aa nr.13.

Werkman is drie keer getrouwd geweest. Van 1909-1917 met Jansje Cremer. Samen kregen ze twee dochters en een zoon. In 1917 sterft Jansje. Na dit overlijden wordt Werkman zeer eenzaam en begint te schilderen.

In 1918 wordt kunstenaarsvereniging “De Ploeg” opgericht, waarvan hij in 1920 lid wordt.

Na de liquidatie van z’n eerste drukkerij stort Werkman zich met hart en ziel op experimen-teel drukwerk en onderhoudt hij contact met een aantal geestverwanten, o.a. in het buitenland. Hij is altijd vernieuwend bezig, zowel in z’n schilder- als in z’n drukkunst.

Zijn tweede huwelijk, met Pieternella Supheerd, strandt in 1930. Uit dit huwelijk wordt in 1921 een zoon geboren.

In 1929 maakt hij reizen naar Keulen en Parijs en ontdekt hij een nieuwe druktechniek, direct met de drukrol op papier, waarbij sjablonen en allerlei voorhanden materiaal uit de drukkerij worden gebezigd. Deze techniek heeft hij door eindeloos oefenen geheel geperfectioneerd, wat de meest fraaie “druksels” heeft opgeleverd, zoals Werkman z’n handgedrukte “schilderijen” noemde.

In 1936 trouwt hij voor de derde maal, met Greet van Leeuwen. Z’n hele verdere leven bijven zij samen.

Hij wordt “ontdekt” door Willem Sandberg, conservator van het Stedelijk Museum te Amster-dam en exposeert in 1939 door bemiddeling van Sandberg bij Helen Spoor in Amsterdam.

In de oorlog, najaar 1940, wordt hij benaderd door lerares Adri Buning, ds. August Henkels en chemicus Ate Zuidhof, die samen de kleine uitgeverij “De Blauwe Schuit” hebben opgericht, met de bedoeling opbeurende teksten te drukken en te verzenden naar vrienden en bekenden, om ze in deze moeilijke oorlogsomstandigheden een hart onder de riem te steken. De eerste tekst was een gedicht van Martinus Nijhoff: “Het jaar 1572”. Vanaf deze tijd vormen het drietal plus Werkman samen “de bemanning van de Blauwe Schuit”. De uitgeve-rij, waarvan Werkman de vaste drukker en (mede-) ontwerper was, heeft tijdens de oorlog 40 uitgaven geproduceerd, waaronder twee suites van elk 10 “druksels” bij Cassidische legenden van/over Israel ben Eliëzer, de Baalsjemtow, herverteld door Martin Buber. Al deze uitgaven zijn openlijk (!), onder verantwoordelijkheid van “De Blauwe Schuit” en ondertekend met de initialen HNW, uitgegeven.

Op 13 maart 1945 wordt Werkman door de Duitsers gearresteerd, vermoedelijk op verdenking van het maken van illegaal en subversief, de Duitsers onwelgevallig drukwerk en meegeno-men naar het Scholtenhuis. Ook een groot gedeelte van zijn schilderijen en “druksels” wordt meegenomen.

Op 10 april 1945, vijf dagen voor de bevrijding van het Noorden van Nederland, vroeg in de morgen, wordt Werkman samen met negen anderen door de SD meegenomen en in het Mandeveld bij Bakkeveen doodgeschoten.

Alle slachtoffers worden eerst op het Mandeveld begraven en later, op 17 april, herbegraven op de begraafplaats van Bakkeveen. Na de oorlog zijn negen slachtoffers in hun woonplaats herbegraven, alleen Hendrik Nicolaas Werkman ligt nog begraven in Bakkeveen.

Vijfenveertig jaar na de bevrijding, op 4 en 5 mei 1990, was er een tentoonstelling met lezing over leven en werk van Werkman in de oude huishoudschool op het Allardsoog. Tegelijker-tijd  was er een tentoonstelling van de “Chassidische legenden” in de hervormde kerk.

In de kerk hing ook een kunstwerk van de dochter van Werkman, mevrouw Fie Werkman, een textielcollage voorstellende een vallende, schreeuwende figuur. Stelt deze collage misschien Werkman in zijn laatste ogenblikken voor?

Het is deze collage welke mevrouw Fie Werkmman in 2001 aan het dorp Bakkeveen heeft geschonken. Samen met Tet en Bart de Boer had zij bedacht dat deze collage het best tot z’n recht zou komen in de hervormde kerk waar dit werk dus al eerder hing.

Met zijn naam op het monument op het Mandeveld/Allardsoog, met zijn opmerkelijke grafmonument van Ekke Kleima medelid van “De Ploeg” op de begraafplaats en nu ook nog met het kunstwerk van zijn dochter Fie in “De Mande”, de kerk van de Protestantse gemeente It Keningsfjild, is Bakkeveen drievoudig, onlosmakelijk verbonden met Hendrik Nicolaas Werkman.

April 2017, Gerke de Vries

 

De executies in het Mandeveld

De executies in het Mandeveld bij Bakkeveen stonden niet op zichzelf. Ze passen in een reeks van executies aan het einde van de oorlog als de geallieerden, de Canadezen, zienderogen dichterbij komen. Er werden op ongeveer hetzelfde moment op een aantal andere plekken door de SD vanuit het Scholtenhuis executies uitgevoerd. Opzettelijk uitgevoerde executies, zonder dat daar een gerechtelijk vonnis aan ten grondslag lag, waren in deze fase van de oorlog onderdeel van het beleid van de Duitse bezetter geworden.

Drs. Monique Brinks schrijft in “Het Scholtenhuis 1940-1945, deel 1: Daden”: Vanaf september 1944 is de overkoepelende verzetsorganisatie Ordedienst (OD) in Groningen in golven opgerold door de Sicherheitsdienst (SD). Op 19 september werd een groep van 5 leden geëxecuteerd. Op 25 septem-ber zijn nog 12 leden, op 12 oktober nog 17 en op 28 oktober nog 7 leden van de OD geëxecuteerd.

Vanaf februari 1945 startte vanuit het Scholtenhuis een volgende actie om leden van de OD uit te schakelen. Een aantal van hen werd al bij de arrestatie doodgeschoten, maar de meesten van de bij deze acties aangehouden personen zijn geëxecuteerd in de dagen vlak voor de bevrijding.

Toen de Canadezen in april 1945 naderden, verbleven er in het Huis van Bewaring in Groningen nog ongeveer 220 gevangenen, waarvan er 70 op de lijst van voorlopig ter dood veroordeelden waren geplaatst. Dat waren de zware gevallen. Die zouden, wanneer de vijand naderde en de stad dreigde te worden ingenomen, worden doodgeschoten om te voorkomen dat ze in handen van de vijand vielen en tegen de Duitsers konden getuigen. Dat was het bevel van de commandant van de Wehrmacht. Vier leidende officieren in het Scholtenhuis kregen op zaterdag 7 april elk de opdracht om een aantal mensen ter dood te brengen. Ze moesten zelf maar zien hoe ze dat uitvoerden.

Zo werden reeds in de vroege ochtend van 8 april een groep van 10 of 11 mensen in het Evertsbos bij Anloo geëxecuteerd. Diezelfde ochtend werden op een heideveld bij de Oud-Asserweg bij Norg nog een groep van 11 mensen doodgeschoten. Ook op 8 april, maar ’s avonds, vertrok een derde transport richting Norg, naar de Oosterduinen. Hier werden 8 mensen geëxecuteerd.

De laatste groep vertrok een dag later, op 9 april, richting Bakkeveen. Deze locatie was bij Lehnhof, de leider van het transport bekend, omdat hij betrokken was geweest bij arrestaties in verband met een wapendropping in september 1944. Tijdens dit transport op 9 april ontsnapte de gevangene Schuringa uit Enumatil. De Duitsers zochten nog anderhalf uur vergeefs naar hem. En omdat het al licht geworden was en de executies in het verborgene moesten worden uitgevoerd, reed men onverrichter zake terug naar het Huis van Bewaring in Groningen.

De vroege ochtend van de 10-de april herhaalde zich de gang van zaken. De overgebleven groep van 9 personen werd aangevuld met een nummer 10, in de persoon van Hendrik Nicolaas Werkman.

Bakkeveen, het Mandeveld, werd nog in de nacht bereikt. De vrachtwagen stopte op 100 meter afstand van de plekwaar een aantal SD-ers, aan de rand van een weiland een kuil begon te graven.

Ondertussen bleven de gevangenen in de wagen zitten. Toen de kuil gereed was leidden de SD-ers de gevangenen in groepjes van twee naar de kuil. Hen viel op hoe rustig de gevangenen waren. Niemand schreeuwde, niemand toonde angst, terwijl zij toch meer dan een etmaal moeten hebben geweten welk lot hen wachtte. In de kuil stond een SD-er die de mannen een voor een door het hoofd schoot. In de vroege ochtend werden de 10 lichamen begraven.

Er zaten nog ongeveer 175 politieke gevangenen in het Huis van Bewaring in Groningen. Ca. 150 van hen werden op 13 april, de dag waarop de bevrijding begon, vrijgelaten.

Er bleven nog 27 gedetineerden over die ter dood moesten worden gebracht. Die gevangenen waren, waarschijnlijk op initiatief van personeel van het Huis van Bewaring, overgebracht naar de strafgevangenis. Daar was het zo’n chaotische toestand dat ze ongehinderd verspreid konden worden over de gehele gevangenis. Daar werden ze op 15 april vrijgelaten.

Henk Marinus

Bron: Tijdschrift van de Historische Vereniging Bakkeveen “ALD BAKKEFEAN”, voorjaar 2015

Schuiven naar boven